{
/* If result's target type is TYPE_CODE_STRUCT, proceed to
fetch its rtti type. */
- if ((TYPE_CODE (result) == TYPE_CODE_PTR
- || TYPE_CODE (result) == TYPE_CODE_REF)
+ if ((TYPE_CODE (result) == TYPE_CODE_PTR || TYPE_IS_REFERENCE (result))
&& TYPE_CODE (check_typedef (TYPE_TARGET_TYPE (result)))
== TYPE_CODE_STRUCT
&& !value_optimized_out (value))
ABI-specific code is a more reasonable place to handle it. */
if (TYPE_CODE (value_type (val)) != TYPE_CODE_PTR
- && TYPE_CODE (value_type (val)) != TYPE_CODE_REF
+ && !TYPE_IS_REFERENCE (value_type (val))
&& gdbarch_integer_to_address_p (gdbarch))
return gdbarch_integer_to_address (gdbarch, value_type (val),
value_contents (val));
case TYPE_CODE_PTR:
case TYPE_CODE_REF:
+ case TYPE_CODE_RVALUE_REF:
/* Assume a CORE_ADDR can fit in a LONGEST (for now). Not sure
whether we want this to be true eventually. */
return extract_typed_address (valaddr, type);
break;
case TYPE_CODE_REF:
+ case TYPE_CODE_RVALUE_REF:
case TYPE_CODE_PTR:
store_typed_address (buf, type, (CORE_ADDR) num);
break;
break;
case TYPE_CODE_REF:
+ case TYPE_CODE_RVALUE_REF:
case TYPE_CODE_PTR:
store_typed_address (buf, type, (CORE_ADDR) num);
break;
{
const struct lval_funcs *funcs;
- if (TYPE_CODE (check_typedef (value_type (arg))) != TYPE_CODE_REF)
+ if (!TYPE_IS_REFERENCE (check_typedef (value_type (arg))))
return NULL;
if (value_lval_const (arg) != lval_computed)
if (retval)
return retval;
- if (TYPE_CODE (value_type_arg_tmp) != TYPE_CODE_REF)
+ if (!TYPE_IS_REFERENCE (value_type_arg_tmp))
return arg;
enc_type = check_typedef (value_enclosing_type (arg));